Echtscheiding en fiscus

Afspraak maken
Bel mij terug
Inschrijven nieuwsbrief
Laatste update
06-06-2021
Zakelijk Prive Gratis Downloaden Fiscale adviesdossiers

Echtscheiding en fiscus

Bij een echtscheiding moeten diverse zaken worden geregeld. In de praktijk leveren de volgende zaken de meeste problemen op

  1. uitleg huwelijkse voorwaarden
  2. vaststelling alimentatie
  3. verdeling vermogen
  4. verkoop / verdeling eigen woning

2.6 Heffingskorting en toeslagen box 3 bij echtscheiding

Een echtscheiding kan tot gevolg hebben dat een belastingplichtige recht krijgt op (een of meer) andere heffingskortingen. Dit kan zich voordoen als iemand alleenstaande ouder wordt.

Voorbeeld 12

Jan en Marie zijn tweeverdieners en hebben twee kinderen van 6 en 8 jaar. Zij hebben allebei recht op toepassing van de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en kinderkorting. Hun huwelijk botert niet zo en ze besluiten te gaan scheiden. De kinderen zullen bij Marie blijven. Door de scheiding wordt Marie alleenstaande ouder en krijgt zij behalve recht op de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en kinderkorting recht op de alleenstaande-ouderkorting en aanvullende alleenstaande-ouderkorting.

Verder kan bij echtscheiding iedere ouder van minderjarige kinderen per minderjarig kind recht hebben op een toeslag op het heffingvrij vermogen in box 3 van € 2571 als hij daar het gezag over uitoefent.

2.7 Het partnerbegrip

Als partner wordt voor de fiscale wetgeving aangemerkt:

  • de gehuwde, niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot;

  • de geregistreerde partner;

  • samenwonenden als zij voldoen aan de voorwaarden en kiezen voor het partnerschap.

In het jaar van ontbinding van het huwelijk kan men ervoor kiezen om gedurende het gehele jaar als partner van elkaar te worden aangemerkt. Deze keuzemogelijkheid heeft slechts betrekking op één partner.

Voor de verdeling van de vermogensrendementsgrondslag geldt de voorwaarde van het hebben van dezelfde partner gedurende het gehele kalenderjaar niet. Daarvoor is de toestand op de peildata beslissend.

2.8 Duurzaam gescheiden leven

Vanaf het moment dat twee echtelieden niet elkaars fiscale partner meer zijn, is sprake van duurzaam gescheiden leven.

Duurzaam gescheiden leven wil zeggen dat ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt alsof hij/zij niet met de ander gehuwd is en deze toestand door ten minste een van hen als bestendig is bedoeld of buiten hun wil een toestand is ingetreden die samenwonen binnen afzienbare tijd onmogelijk maakt. Bij echtscheiding doet zich de eerste situatie voor. De laatste situatie is bijvoorbeeld het geval als een der echtgenoten wordt opgenomen in een verpleeghuis. De feitelijke toestand is beslissend. Echter ook de wil van (een der) partijen moet naar buiten toe kenbaar gemaakt zijn.

Het huwelijk wordt bij echtscheiding ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in het register van de Burgerlijke Stand. Indien het verzoek tot inschrijving niet is gedaan uiterlijk zes maanden na de dag waarop de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, verliest de beschikking haar kracht. Dus uiterlijk negen maanden na datum beschikking dient er ingeschreven te zijn. De praktijk leert dat met een zekere regelmaat echtgenoten hun echtscheiding vergeten in te schrijven.

De scheiding van tafel en bed wordt definitief op het moment dat de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan. Na scheiding van tafel en bed kan de echtscheiding niet meer worden uitgesproken, maar alleen de ontbinding van het huwelijk.

Op basis van de feiten kan het moment van ontstaan van zelfstandige belastingplicht ook liggen vóór het moment van de daadwerkelijke ontbinding van het huwelijk.

In de praktijk is het moment van duurzaam gescheiden gaan leven al eerder ingetreden. Vanaf het moment van duurzaam gescheiden gaan leven ontstaat voor beide partners zelfstandige belastingplicht.

2.9 Toerekening van inkomsten en vermogen

Iedere partner wordt belast voor het eigen inkomen. Als partner worden aangemerkt gehuwden en geregistreerde partners. Onder voorwaarden kunnen ongehuwd samenwonenden ook als partner worden aangemerkt. Inkomensbestanddelen van een belastingplichtige en zijn partner worden in de belastingheffing betrokken bij degene die het inkomensbestanddeel feitelijk geniet. Gaat het om aftrekposten, dan worden ze in aanmerking genomen bij degene op wie ze feitelijk drukken. Voor bepaalde gemeenschappelijke inkomensbestanddelen en voor bestanddelen van de rendementsgrondslag mogen de partners kiezen bij wie van de partners zij dit willen aangeven. Welke verdeling zij kiezen, is niet relevant. Bij beide partners tezamen moet 100% van de inkomsten worden aangegeven. Gebeurt dit niet, dan wordt aan ieder van de partners 50% toegerekend. Jaarlijks moet de keuze uit de aangifte blijken. Zij kan worden herzien tot dat de aanslag onherroepelijk vast staat, dat wil zeggen dat tegen de aanslag geen bezwaar- of beroepsmogelijkheid meer bestaat.

De keuzemogelijkheid geldt voor:

  • inkomsten uit eigen woning;

  • voordelen uit sparen en beleggen;

  • inkomsten uit aanmerkelijk belang;

  • uitgaven voor kinderopvang;

  • uitgaven voor levensonderhoud van kinderen;

  • weekenduitgaven voor gehandicapte kinderen;

  • scholingsuitgaven;

  • uitgaven voor monumentenpanden;

  • giften en buitengewone uitgaven.

Voorbeeld 13

Monique en Rob zijn gehuwd in gemeenschap van goederen en leven niet duurzaam gescheiden. Tijdens hun huwelijk hebben zij gezamenlijk een woning gekocht. De WOZ-waarde van de woning bedraagt € 100.000; het bijbehorende eigenwoningforfait bedraagt € 850. De woning is gefinancierd met een hypothecaire geldlening, waarvoor jaarlijks € 5000 eigenwoningrente betaald moet worden. Monique en Rob hebben de volgende mogelijkheden:

  • Rob geeft € 850 aan en trekt € 5.000 af;

  • Monique geeft € 850 aan en trekt € 5.000 af;

  • Rob en Monique geven allebei een gedeelte van het eigenwoningforfait aan en trekken allebei een gedeelte van de eigenwoningrente af, bijvoorbeeld eigenwoningforfait Rob € 637,50 en eigenwoningrente € 3.750 en eigenwoningforfait Monique € 212,50 en eigenwoningrente € 1.250.

2.10 De toerekening van inkomsten van het minderjarige kind

Bepaalde inkomsten van minderjarige kinderen moeten bij de ouders in aanmerking worden genomen. Het betreft:

  • inkomsten behaald met het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen;

  • inkomsten uit eigen woning;

  • inkomsten uit aanmerkelijk belang;

  • inkomsten uit sparen en beleggen.

Voor de overige inkomsten wordt het kind zelfstandig in de heffing betrokken. Na een echtscheiding moet worden vastgesteld welke ouder het ouderlijk gezag heeft. Als beide ouders het ouderlijk gezag hebben, dan moeten de inkomsten bij beiden ieder voor de helft in de belastingheffing worden betrokken.

Heeft een ouder het ouderlijk gezag over het kind, dan moeten de inkomsten alleen bij hem of haar worden belast.

Zijn beide ouders uit de ouderlijke macht ontzet, dan worden de inkomsten bij het minderjarige kind zelf in aanmerking genomen alsof het kind meerderjarig is.

2.11 De toerekening van de persoonsgebonden aftrek

Persoonsgebonden aftrekken (zoals onderhoudsverplichtingen voor de ex-partner of kosten van levensonderhoud voor kinderen) moeten eerst in mindering worden gebracht op het belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1). Is dat ontoereikend, dan moet het op het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen in mindering worden gebracht en ten slotte kan het met het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang worden verrekend. Blijft daarna nog een deel onverrekende persoonlijke aftrekpost over, dan kan deze worden verrekend met inkomen van een volgend jaar.

2.12 Persoonsgebonden aftrek

De persoonsgebonden aftrek is het totaal van de volgende aftrekposten:

  • uitgaven voor onderhoudsverplichtingen, zoals alimentatie;

  • uitgaven voor levensonderhoud van kinderen jonger dan 27 jaar die door de belastingplichtige worden onderhouden;

  • buitengewone uitgaven, zoals uitgaven voor ziekte e.d.;

  • weekenduitgaven;

  • scholingsuitgaven;

  • uitgaven voor monumentenpanden;

  • aftrekbare giften.

Wanneer het inkomen uit box 1 ontoereikend is om de persoonsgebonden aftrek helemaal te verrekenen, mag het restant worden afgetrokken van het inkomen in box 3. Resteert er dan nog een bedrag, dan mag het restant worden afgetrokken van het inkomen in box 2. Een dan nog resterend bedrag wordt in een volgend jaar in aanmerking genomen.

2.13 Kapitaalverzekeringen

Sinds 1 januari 2001 worden kapitaalverzekeringen in de belastingheffing betrokken in box 3. Is een kapitaalverzekering gekoppeld aan de eigen woning (zie hoofdstuk 4), dan wordt de uitkering te zijner tijd belast in box 1.

Voor op 1 januari 2001 reeds bestaande kapitaalverzekeringen, die niet gekoppeld worden aan de eigen woning, geldt een overgangsregeling.

2.14 Lijfrenteverzekeringen

Uitkeringen van lijfrente worden belast in box 1 (zie hoofdstuk 5). Voor reeds bestaande lijfrenteverzekeringen geldt overgangsrecht.

2.15 Verliesverrekening

Het is niet mogelijk om negatief inkomen uit de ene box te verrekenen met positief inkomen uit de andere box.

Negatief inkomen uit box 1 kan worden verrekend met positief inkomen uit de drie voorafgaande jaren in box 1 of met positief inkomen dat in de acht volgende jaren in box 1 zal worden behaald. Ondernemingsverliezen kunnen onbeperkt voorwaarts verrekend worden in box 1.

Negatief inkomen uit box 2 kan worden verrekend met positief inkomen uit de drie voorafgaande jaren in box 2 of onbeperkt met het in de toekomst in box 2 nog te realiseren positieve inkomen. Soms kan een verlies uit aanmerkelijk belang worden omgezet in een belastingkorting ter grootte van 25% van het nog niet verrekende verlies. Deze belasting vermindert de belasting op het belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1).

In box 3 kunnen geen verliezen ontstaan. Daar komt verliesverrekening niet aan de orde.

2.16 Overdrachtsbelasting

Wanneer iemand een in Nederland gelegen onroerende zaak verkrijgt, is in beginsel overdrachtsbelasting verschuldigd. Dit kan bijvoorbeeld van belang zijn als bij een echtscheiding de woning (zie hoofdstuk 4) of andere onroerende zaken (zie hoofdstuk 9) wordt overgeschreven op naam van een der partners. Is men gehuwd in algehele gemeenschap van goederen, dan is de verkrijging van een onroerende zaak krachtens verdeling van de huwelijksgemeenschap vrijgesteld voor de heffing van overdrachtsbelasting. Behoort de woning niet tot de huwelijksgemeenschap, maar is deze wel gezamenlijk eigendom, dan kan ervoor gekozen worden om de huwelijkse voorwaarden aan te passen om een vrijstelling van overdrachtsbelasting te bewerkstelligen. Dit laatste kan alleen als de eigendomsverhoudingen tussen de 40% en 60% liggen en als er tijdig een beroep op de vrijstelling wordt gedaan. Heffing van overdrachtsbelasting speelt ook een rol als onroerende zaken zijn ondergebracht in een rechtspersoon. Er wordt alleen geheven als de verkrijger als natuurlijk persoon al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, bloed- en aanverwanten in de rechte linie en in de tweede graad van de zijlinie of een verbonden lichaam, voor ten minste een derde gedeelte en al dan niet samen met zijn echtgenoot voor meer dan 7% van het geplaatste kapitaal middellijk of onmiddellijk aandeelhouder is. Als de verkrijger een rechtspersoon is, kan ook de heffing van overdrachtsbelasting aan de orde zijn, maar dat blijft hier verder onbesproken.

Ook de verkrijging van bepaalde rechten op onroerende zaken kan leiden tot overdrachtsbelasting, zoals een erfdienstbaarheid, een vruchtgebruik, het recht van gebruik en bewoning maar ook een appartementsrecht.

Overdrachtsbelasting wordt berekend over de waarde van de onroerende zaak of het recht waaraan die onroerende zaak is onderworpen, waarop de verkrijging betrekking heeft. De belasting bedraagt 6%.

2.17 Schenkingsrecht

Onder een schenking wordt elke bevoordeling uit vrijgevigheid begrepen. Een schenking kan met name aan de orde komen als bij echtscheiding de huwelijksgemeenschap zodanig verdeeld wordt, dat de ene partner wordt overbedeeld. Dan doet zich allereerst de vraag voor of sprake is geweest van vrijgevigheid. Door de Hoge Raad is bij een ongelijke verdeling van de huwelijksgemeenschap beslist, dat het voor het aannemen van vrijgevigheid voldoende is dat degene, die verarmd is de verrijking van de andere partij heeft gewild. Daarbij hoeft men niet na te gaan of bij de verarmde partij ook het oogmerk van bevoordeling heeft bestaan. Het betrof de volgende situatie.

Een echtpaar was in 1969 gehuwd in gemeenschap van goederen zonder dat zij ieder noemenswaardig vermogen hadden. In 1989 wordt hun huwelijk ontbonden. Bij echtscheidingsconvenant is de huwelijksgemeenschap gescheiden en gedeeld. De man is daarbij overbedeeld met een bedrag van f 20 mln (ongeveer € 9 mln). In geschil was de vraag of de vrouw door de boedelscheiding aan haar ex-echtgenoot een schenking had verricht. Omdat de vrouw aangaf dat zij op morele gronden een aanzienlijk gedeelte van het haar toekomende vermogen niet toegescheiden wilde hebben, was wel sprake van een schenking, zodat schenkingsrecht verschuldigd was.

Schenkingsrecht wordt geheven volgens een progressief tarief. Er kan een vrijstelling van toepassing zijn.

Als de schenking plaatsvindt aan een gewezen echtgenoot, mag voor het te betalen schenkingsrecht ervan uit worden gegaan dat is geschonken aan de echtgenoot, zodat een lager tarief van toepassing is. Dit geldt alleen als de schenking plaats vindt in het kader van de uitvoering van een door de echtgenoten overeengekomen echtscheidingsregeling.

2.18 Successierecht

Successierecht wordt geheven over de waarde van wat krachtens erfrecht wordt verkregen door het overlijden van iemand, die ten tijde van dat overlijden in Nederland woonde. Dit doet zich bij echtscheiding bijvoorbeeld voor als de gewezen echtgenoot benoemd is als erfgenaam.

Het successierecht wordt geheven volgens progressief tarief. Er gelden vrijstellingen. Deze vrijstellingen en het tarief verschillen naarmate er meer verwantschap is. Op basis van hardheidsclausulebeleid mag men voor de berekening van het successierecht voor een gewezen echtgenoot uitgaan van een situatie alsof men gehuwd was, zodat een lager tarief geldt. De verkrijging moet dan wel verband houden met afspraken, die gemaakt zijn in het kader van een echtscheidingsregeling. Dit kan bijvoorbeeld worden vastgelegd in een echtscheidingsconvenant.


Dit artikel (of blog of voorbeeldovereenkomst) is met aandacht en zorgvuldigheid geschreven, maar bevat informatie van algemene en informatieve aard. De informatie in dit artikel kan, afhankelijk van de omstandigheden van uw specifieke geval, niet of verminderd van toepassing zijn. De informatie in dit artikel dient derhalve niet als fiscaal/juridisch advies te worden beschouwd. Belastingtips.nl en of haar vestingen/deelnemingen aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit het artikel.
>
>
>
>

Belastingaangifte